Historie - Deel 1

VAN SMALHORST NAAR SPORTLAAN
door H. Martena
Tennisclub ‘Smalhorst’, een vreemde naam voor een sportvereniging. Waar komt de naam vandaan? Wie waren de oprichters en wat was hun achtergrond? Het bestuur van de vereniging gaf mij de mogelijkheid de notulen, die gelukkig vanaf de oprichting bewaard zijn gebleven, door te spitten.

Oprichtingsvergadering
De oprichtingsvergadering van de Beiler tennisclub vond plaats in hotel Prakken op 21 juni 1947. Aanwezig waren de heren H. Jalving en J. Oosting en de dames C.H. Gras, D. Dondorff, H.J. Wytema, Makkinga, Huisman, Ter Pelkwijk. L. Broekema had een bericht van verhindering gestuurd. Een interessant detail is het duidelijke onderscheid dat in die dagen onder de vrouwen nog bestond: de dames Huisman, Dondorff en Ter Pelkwijk waren kennelijk ongetrouwd en werden aangeduid als mejuffrouw, de andere dames werden aangeduid als mevrouw.
H. Jalving had de leiding van de vergadering op zich genomen. De aanwezigen waren unaniem van mening dat er een tennisclub opgericht moest worden. Er werd direct al gediscussieerd over de naam!
Mevrouw Makkinga stelde de naam ‘Smalhorst’ voor. De leden konden, zoals de notulen zo mooi weergeven, ‘zich hier alle mee verenigen’. Het probleem van de bestuursverkiezing werd eenvoudig opgelost doordat Jalving door Oosting werd voorgedragen als voorzitter. Deze sputterde eerst wat tegen, zijn zeer drukke werkzaamheden zouden hiervoor niet genoeg tijd overlaten. Uiteindelijk stemde hij toch in met zijn aanstelling. Luit Broekema werd tot secretaris gekozen en mej. Huisman mocht de taak van penningmeesteresse op zich nemen. Kennelijk had men meteen al de beschikking over een tennisbaan, wat kan worden opgemaakt uit de aantekening dat men de baan zo spoedig mogelijk bespeelbaar wilde maken. Uit de notulen van een latere datum blijkt dat op het landgoed ‘Smalhorst’ een kant en klare tennisbaan lag, die zonder enige vergoeding kon worden gebruikt. Wie de toenmalige eigenaar van deze baan was, blijft in de notulen onvermeld. Het mysterie van de vreemde naam ‘Smalhorst’ voor een tennisclub is daarmee al gedeeltelijk opgelost.

Oorsprong van de naam
Smalbroek vormde samen met het nabij gelegen Ter Horst in de 19de en 20ste eeuw een marke. De naam Smalbroek werd ontleend aan de veldnaam voor het weidegebied van de smalle broeklanden in de zogenaamde Dambroeken.1)
Volgens de ‘Dikke van Dale’ is een broek onder andere een moerassig stuk land. De oudere Beilers wisten mij te vertellen dat het in die streek vroeger zo drassig was dat de hoeven van de paarden werden voorzien van ‘sokken’ om op die manier het wegzakken te voorkomen.
Een horst is volgens Van Dale onder meer een stuk hogere grond, meestal begroeid met laag hout of er door omgeven. Samentrekking van de beide namen levert dan vervolgens de toepasselijke naam Smalhorst op. Of zou de naam zijn oorsprong vinden in de samenvoeging van ‘smal’ van Smalbroek met ‘horst’ van Ter Horst?

De oprichters
Wat voor mensen waren de oprichters? Behoorden zij inderdaad tot de notabelen van het dorp? Geplaagd door nieuwsgierigheid werd ik gedwongen een antwoord te vinden op deze vraag.
J. Oosting en D. Dondorff zijn echte Beiler namen. Hier begon ik dus met mijn speurwerk.
Al vrij snel fluisterde iemand mij in het oor dat mevrouw D. Hartsema-Dondorff, wonende aan de Esweg, de betreffende mejuffrouw Dondorff was. Zij wist jammer genoeg niets meer van de oprichtingsvergadering. Als 26-jarige was zij in die tijd onderwijzeres aan de Hervormde school aan de Molenstraat in Beilen. Natuurlijk wist ze, dat zij een aantal jaren lid van de vereniging was geweest en dat zij met heel veel plezier op de baan op Smalhorst had gespeeld. Eigenlijk was de accommodatie op Smalhorst heel primitief. Er was geen toilet en het clubgebouw bestond slechts uit een afdakje. Daarbij kwam ook nog dat de baan in een slechte toestand verkeerde; er stonden vaak grote plassen op. De tennisvereniging was vooral een gezelligheidsclubje. Secretaris Luit Broekema was volgens mevrouw Hartsema-Dondorff zeer actief binnen de vereniging. Hij organiseerde graag allerlei activiteiten, zoals gezellige avondjes bij de tennisbaan.
Luit Broekema was in het dagelijks leven ontvanger van rijksbelastingen in Beilen. In die tijd was het ontvangkantoor gevestigd in het pand waar nu de ‘Marskramer’, op de hoek van de Brinkstraat met de Prins Bernhardstraat, gevestigd is. Broekema bedankte op de vergadering van 23 april 1951 als secretaris. Hij werd volgens de notulen bedankt voor al het werk dat hij voor de club had gedaan. Kennelijk heeft Broekema meer werk verricht dan hetgeen gebruikelijk is voor een secretaris. Bij het bladeren in het archief stuitte ik op een briefje dat gericht was aan Broekema:

Geachte heer Broekema,
Het bestuur van tennisclub ‘Smalhorst’ heeft besloten, dat u, zolang u nog in Beilen woont, vrij van de tennisbaan gebruik kunt maken, zonder nog lid te zijn.
Dit als een kleine tegenprestatie voor het zeervele en goede dat u voor ‘Smalhorst’ hebt gedaan. Met hartelijke groeten namens het bestuur.
wg. J. Eenkhoorn (secretaris)

Broekema reageerde later op dit eerbetoon in een brief aan Marius Cox:
… Na veel speurwerk vond ik twee documentjes, die ik hierbij insluit. De foto geeft aan dat wij in de vijftiger jaren inderdaad al in korte broek tennisten. Joop (Eenkhoorn) davert langs de gelederen en uit het plaatje kun je vaststellen dat tennis in die jaren ook een communicatiemiddel was (tussen onze vrouwen). Kinderen ontbraken ook nooit; die stuurden we door naar een klein meertje met een strandje achter de tennisbaan. (waarschijnlijk de Makkummerplas, red).

Jannes Oosting
Jalving werd dus op voorspraak van Oosting de eerste voorzitter van ‘Smalhorst’. In het dagelijks leven was hij hoofd van de technische dienst van de gemeente Beilen. Maar wie was Oosting? In het telefoonboek komt deze naam onder Beilen veel voor. Na enkele pogingen had ik geluk. Ik kwam terecht bij makelaar Albert Oosting. Hij vermoedde dat zijn vader Jannes Oosting één van de oprichters was geweest, wat hij onderbouwde met een heel aannemelijk verhaal:
“Op Smalhorst, bij de Makkummerplas, had de oom van mijn vader, makelaar Willem Kuik in 1934 een stuk grond gekocht en in 1935 had hij daarop een vakantiewoning laten bouwen. Willem Kuik was een vermogend man en hij had op zijn grond ook een tennisbaan laten aanleggen.”
Albert Oosting kon zich nog heel goed herinneren dat zijn vader tenniste met Leffert van der Vegt, administrateur van Beileroord. Vader Jannes Oosting, klerk bij notaris Van der Leij in de Bisschopsstraat, raadslid en later wethouder, maakte geregeld gebruik van de tennisbaan van zijn oom Willem Kuik. De veronderstelling dat Jannes Oosting één van de oprichters van de tennisclub was geweest, werd bovendien gesteund door de wetenschap dat Jannes Oosting bevriend was met Luit Broekema.
Willem Kuik tenniste op de baan met de Hervormde dominee Jellema en notaris Van der Leij. Af en toe speelden zij ook dubbelpartijtjes met Jannes Oosting en Leffert van der Vegt. Hierbij mocht Albert Oosting dan als ballenjongen fungeren.

Naast de vakantiewoning van Willem Kuik stonden nog twee vakantiewoningen die in de oorlogsjaren permanent bewoond werden door onder meer dominee Jellema. In september 1944 werd hij namelijk door de Duitsers uit zijn pastorie in de Bisschopsstraat gezet, omdat onder andere de rijkscommissaris Seyss-Inquart tijdelijk onderdak moest hebben.2)
In de jaren na de oorlog hebben onder meer politieman Nico Tits en burgemeester S.G. Römelingh in één van de vakantiewoningen gewoond. Ook de in de oprichtingsnotulen genoemde mevrouw M. Makkinga woonde er van juni 1946 tot eind 1947. Haar echtgenoot was secretaris van het Oorlogstribunaal te Assen.
Volgens de eerste notulen stelde deze mevrouw Makkinga voor om ‘tennisclub Smalhorst’ te gebruiken als naam voor de vereniging. Volgens mij is de cirkel nu rond en is het duidelijk hoe de Beiler tennisclub aan haar ongewone naam is gekomen.

Andere leden van de oprichtingsvergadering
Wie waren de andere leden van de oprichtingsvergadering?
Mejuffrouw L.J. Huisman was lerares Nederlands van de Ulo aan de Schoolstraat. Mevrouw M.J. Wytema was de echtgenote van de toenmalige burgemeester. Ook aanwezig bij de vergadering was mevrouw C.H. Gras. Zij was de echtgenote van de Hervormde predikant J. Gras die van 1946 tot 1949 woonde in de pastorie aan de Asserstraat, tegenover de huidige Peugeot-garage van Thalen. Mejuffrouw Ter Pelkwijk was volgens mevrouw Hartsema-Dondorff vermoedelijk ook een onderwijzeres. Al met al een groep mensen die in de naoorlogse jaren tot de bovenlaag van de toen nog kleine Beiler samenleving behoorde.

Tennisballen
Tijdens de oprichtingsvergadering werd afgesproken dat Jalving moeite zou doen om tennisballen te krijgen. Vlak na de oorlog was dat een probleem. Jalving had contact met Schreuder, een schoenenhandelaar in Assen, en deze had toegezegd om voor de Beiler tennisclub een dozijn ballen (!) te reserveren.
Op zaterdag 5 juli 1947 werd de baan in gebruik genomen. Luit Broekema ging die dag op zijn motor naar Assen en het lukte hem zowaar om in die tijd van schaarste zelfs twee dozijn ballen te bemachtigen.
De motor van Broekema had volgens het jaarverslag niet zoveel haast als de berijder. Door motorpech kon die dag pas laat de eerste partij tennis in Beilen worden gespeeld.

Aanloopproblemen
Het jaarverslag van 1950 opende somber. Met weemoed werd door de secretaris teruggedacht aan de tijd dat men de tennisbaan gebruiken kon zonder dat daarvoor een vergoeding werd gevraagd. De leden van de tennisclub hadden het regeringsjubileum van koningin Wilhelmina op 6 september 1948 met veel genoegen, zoals het jaarverslag plechtstatig vermeldde, op de tennisbaan gevierd. Daarna volgde er een periode waarin de moeilijkheden niet van de lucht waren en waardoor er niet getennist kon worden. De secretaris trad niet al te zeer in details. Wel was duidelijk dat de tennisbaan van eigenaar was gewisseld. Ondanks een duidelijke beschrijving in de akte van overdracht over het gebruik van de baan door de tennisclub, ontstonden er onplezierige situaties. Pas in 1950 kon de baan weer door de vereniging in gebruik genomen worden. De nieuwe eigenaar, het N.C.G.V. (het Nederlands Christelijk Gymnastiek Verbond), verhuurde de baan toen voor een bedrag van honderd gulden per jaar aan t.c. ‘Smalhorst’.

Militaire sportschool
De algemene ledenvergadering van 23 april 1951 stond in het teken van de financiën. Het kassaldo bedroeg 55 gulden, terwijl het beginsaldo fl. 37,01 was, een toename van maar liefst fl. 17,99! Kennelijk was dit een signaal om het technisch tennisniveau van de leden eens op te vijzelen. J. Rijkens, commandant van de militaire sportschool in Hooghalen (waar nu het asielzoekerscentrum is gevestigd), attendeerde op Vermeulen, een gediplomeerd tennisleraar die verbonden was aan de militaire sportschool. De vergadering ging akkoord met diens aanstelling als tennistrainer. Ook werd er een technische commissie in het leven geroepen. Ook toen al gold dat diegenen die met een voorstel of een idee kwamen, onmiddellijk veroordeeld werden tot bestuurs- of commissietaken. In de technische commissie kregen J. Rijkens, kandidaat-notaris A. Jaarsma en M. Cox, één van de plaatselijke artsen, dan ook zitting.
De militaire sportschool heeft ook in later jaren een positieve invloed gehad op de ontwikkeling van de tennissport in Beilen. Vermeulen verzorgde al in 1951 samen met luitenant Van den Wildenberg de trainingen. Ook Rijkens zelf heeft een periode de trainingen voor zijn rekening genomen. De bekende schaatstrainer Leen Pfrommer, verbonden aan de sportschool, was ook een aantal jaren lid van de club en in de tachtiger jaren was de nu nog in Beilen wonende kapitein b.d. F.A.Vermeltvort een periode trainer van t.c. ‘Smalhorst’.

De jaren vijftig
Het jaar 1951 begon goed voor t.c. ‘Smalhorst’. Er was een opgaande lijn in de prestaties te bespeuren door de inzet van de trainers, waarvan vooral de dames profiteerden. De nieuwe secretaris Joop Eenkhoorn schreef in zijn jaarverslag:
‘….Dit jaar is er zeer veel tot stand gekomen. Ik denk b.v. aan de wekelijkse training die eerst onder leiding van de heer Vermeulen en later onder leiding van de heer Van den Wildenberg zulke goede resultaten had. Vooral de dames seniores en de juniores hebben hier zeer veel aan gehad en gingen snel vooruit in spelopvatting en techniek. Wat de training van de heren seniores betreft, ben ik de mening toegedaan dat dezen de training niet zo erg belangrijk achtten. Want op een enkele uitzondering na, bestond er van deze zijde zeer weinig belangstelling. Dit was jammer, want door de training onder leiding van deskundigen kunnen zelfs onze beste spelers hun spel nog wel verbeteren…’.
De baan werd verbeterd, de banken werden gerepareerd en een nieuw net werd aangeschaft. Er werd zelfs een nieuwe dakbedekking op het prieeltje aangebracht. Maar aan het eind van het jaar kwamen er donkere wolken aandrijven. Het N.C.G.V. verkocht het complex aan de voormalige gemeentesecretaris van Westerbork, J. Nijsing, die het landhuis naast de tennisbaan betrok. Waarom het Nederlands Christelijk Gymnastiek Verbond het complex weer zo snel verkocht, werd uit de stukken niet duidelijk.
Met de nieuwe eigenaar werden in januari 1952 besprekingen geopend voor de huur van de baan. Nijsing stelde dat een volledig herstel van de baan ongeveer f. 2000,– zou gaan kosten. Aanvankelijk wilde hij daarom een huurprijs van f. 700,– à f. 800,– hebben. Na een discussie van drie uur was de vraagprijs gelukkig gezakt tot f. 250.–.
In een volgende ledenvergadering werd verder gesproken over de huurprijs. Men ging akkoord met de gevraagde huurprijs onder het beding dat de zoon van Nijsing met zijn vrienden ook op de baan zouden kunnen spelen. Kennelijk kon er op die manier behoorlijk veel van de huur worden afgeknabbeld.

Andere activiteiten
Onder de leden bevonden zich verscheidene mensen die ook op andere terreinen actief wilden zijn. Twee bestuursleden van de tennisclub werden ook bestuurslid van de in die tijd opgerichte Beiler sportfederatie. Men sprak over het oprichten van een gymnastiekvereniging. Breunese, de plaatselijke sportleraar, maakte zich daar met dokter Cox sterk voor. Ook werd de oprichting van een volleybalclub besproken. Broekema opperde zelfs de vorming van een ‘pingpongclubje’! Uit latere notulen blijkt dat er inderdaad is getafeltennist door de leden van t.c. ‘Smalhorst’. Ook de bridgeclub schijnt haar oorsprong te hebben vanuit de tennisclub.
Voor een muziekconcours van ‘Union’ werd een medaille ter beschikking gesteld. Door het bestuurslid Gré Pots werd zelfs voorgesteld om gezamenlijk een concert of toneelvoorstelling te bezoeken. We kunnen stellen dat er binnen de tennisclub een warme belangstelling bestond voor de Beiler samenleving.

Tennisprestaties
In 1952 werd met de tennisclubs uit Assen, Norg, Zuidlaren en Vries een competitie gespeeld. Tot mijn grote verbazing las ik het volgende: “… waarbij onze ploegen veel te sterk bleken, zodat de andere ploegen er veelal niet veel tegen konden inbrengen…”
Voor het schrijven van dit artikel had ik telefonisch contact met de in Apeldoorn wonende toenmalige secretaris, J. Eenkhoorn. Volgens Eenkhoorn bestond dat bewuste team uit de spelers Cox, Rijkens, Breunese en Heuvel. Een handicap bij die competitie was het vervoer. Men was daarvoor op het openbaar vervoer aangewezen.
In de latere notulen ben ik een dergelijke sportieve prestatie dat t.c. ‘Smalhorst’ de competitie won, niet meer tegen gekomen.

Nieuwe baan
De ledenlijst telde in 1955 zeven juniorleden en 55 seniorleden.
We treffen ondermeer namen aan van de echtparen Den Bakker, Frowein, Geertjes, De Jonge, Kats, Koerselman, Mol, Nijboer, Nijhof, Oldenburger, Peters, Rosenberg en Rijkens.
Op 2 juli 1955 werd een brief namens het bestuur van de tennisclub ten gemeentehuize bezorgd waarin melding werd gemaakt dat de baan van J.Nijsing op Smalbroek in zeer slechte staat verkeerde en ver buiten het dorp was gelegen. Hierdoor was een intense beoefening van de sport onmogelijk.
Het bestuur verzocht de gemeenteraad om de beschikking te krijgen over een tennisbaan op het nog aan te leggen nieuwe sportpark. Hiervoor was de tennisclub bereid om een jaarlijkse huur te betalen van 400 gulden.
In deze brief zette het bestuur zich af tegen de gedachte dat tennis een elitesport zou zijn en dat men zichzelf wel kon bedruipen. Dat was, gezien de ledenlijst, volgens het bestuur in Beilen niet het geval. De tennissport ontwikkelde zich, volgens voorzitter Cox en secretaris Eenkhoorn, steeds meer tot een volkssport en bij de Beiler tennisclub zou een verzoek om het lidmaatschap nooit geweigerd worden op grond van een geringe materiële of financiële welstand van de betrokkene.

Garanten voor een nieuwe baan
De notulen van de spoedvergadering van 23 april 1956 in hotel Meinen zijn de moeite van het lezen waard.
Het bestuur had voldoende leden gevonden die garant wilden staan voor de huurpenningen. Het gemeentebestuur was namelijk bereid om over te gaan tot aanleg van een tennisbaan op ‘De Venne’, maar dan moest het jaarlijkse huurbedrag van f. 987,– gegarandeerd worden door de leden.
De zeggenschap binnen de vereniging werd daarna een discussiepunt. Frowein stelde voor om het bestuur samen te stellen uit de 19 mensen die garant wilden staan voor de huurpenningen. David Rosenberg kon zich hiermee niet verenigen. Hij stelde voor om de garanten meer stemmen te geven, bijvoorbeeld 51 procent van de stemmen. Geertjes voelde wel voor de constructie dat een meerderheid van het bestuur uit garanten bestond.
Uiteindelijk werd door de vergadering ‘de wet van Rosenberg’ aangenomen. Deze hield in dat ‘het aantal stemmen van elke garant bedraagt x-18, gedeeld door 19, waarbij x het aantal stemgerechtigde leden’ is.
Ook burgemeester Römelingh bezocht deze vergadering. Trots vermeldde de secretaris dat voor het eerst in de geschiedenis van de tennisclub een lid van het dagelijks bestuur van de gemeente zich als zodanig op de hoogte kwam stellen van wat er leefde in de vereniging. Dit tekende, volgens de notulen, toch het belang van deze vergadering!
Nadat de burgemeester de betekenis van verschillende punten van het huurcontract uiteen had gezet, besloot de vergadering om onder bepaalde condities akkoord te gaan met het huurcontract. De gemeente wilde helaas niet aan een belangrijke wens van t.c. ‘Smalhorst’ voldoen, namelijk voor een periode van vijf jaar verhuren. De gemeente wenste niet verder te gaan dan een jaarlijks huurcontract met stilzwijgende verlenging. Het achterliggende idee was, dat er misschien wel eens een andere tennisclub kon komen die ook van de accommodatie gebruik wenste te maken.
Het bestuur van t.c. ‘Smalhorst’ schreef op1 mei 1956 een brief aan het college van B. en W. waaruit enige irritatie duidelijk blijkt: ‘….zien wij dus af van de nieuwe tennisbaan. Temeer, daar wij bijna reeds een jaar lang uw weinig soepele houding ten opzichte van de tennisclub hebben kunnen constateren’.

Twee jaar oponthoud
Het oponthoud om tot een nieuwe tennisbaan te komen duurde twee jaar. De correspondentie die over dit onderwerp werd gevoerd, was niet altijd vriendelijk van toon. In de brief van 31 juli 1958 aan het bestuur van t.c. ‘Smalhorst’ gaven B. en W. enkele betuttelende regels waaraan de vereniging zich moest houden, wilde zij niet financiële problemen met de gemeente krijgen:
– Na het gebruik van de baan moet het hekje, toegang gevende tot de baan, alsmede het hek aan de Eursingerweg worden gesloten.
– Het terrein rondom de baan, alsmede de baan zelf, moeten steeds in orderlijke staat worden gehouden. Afval e.d. moet in de daarvoor bestemde vuilnisbak worden gedeponeerd.
– Rijwielen mogen niet anders worden geplaatst dan in de daarvoor bestemde rijwielblokken.

Op 2 augustus 1958 kon er voor het eerst op de nieuwe tennisbaan aan de Sportlaan worden gespeeld.

Noten:
1) Ontleend aan Gemeente Beilen, zoals ‘t west hef…, 
Lustrumuitgave van de Historische Vereniging Gemeente 
Beilen, 1994, blz.126.
2) Zie pagina 78, Kroniek van de Oorlogsjaren 1940-1945, 
3) Beilen 1995, G.M.E. Braker.