Historie - Deel 2

AAN DE SPORTLAAN IN BEILEN
door H. Martena
De in 1947 opgerichte tennisclub verhuisde in 1958 van Smalbroek naar de Sportlaan in Beilen. Het recente 75-jarig bestaan van de club was de reden om nog eens in de historie te duiken.
Van 1958 tot 1995 werd er gespeeld op een uithoek van het sportpark De Venne aan de Sportlaan. Eerst op 2 gravelbanen en later op drie. Dit ging echter niet zonder slag of stoot, de voetbalclubs zaten er namelijk niet op te wachten om een gedeelte van het sportpark af te staan aan de tennisclub.

De gemeente Beilen speelde een grote rol bij het tot stand komen van het tennispark. Zij was eigenaar van de grond en opdrachtgever. In het Gemeentearchief trof ik een offerte van een bedrijf uit Leiden. Dit bedrijf wilde in januari 1954 “twee drainerende rode gemalen baksteen tennisbanen op sintelfundatie“ aanleggen voor een bedrag van fl. 6655,00. Dit was inclusief de accessoires zoals bezems, een wals en netten.
Anderhalf jaar later ( juli 1955) ontving het College van B en W een briefje van Gedeputeerde Staten dat de aanleg van tennisbanen in beginsel een particuliere aangelegenheid was (!) In het uiterste geval nam het College van Gedeputeerde Staten genoegen met ”de aanleg door de Gemeente wanneer er een garantie voor de huur zou komen door de inwoners voor een lange termijn” (citaat brief).
Het bestuur van de tennisclub dacht aan een bedrag van fl. 615 tot fl. 640 voor de huur. Na wat gehakketak kwam men in maart 1956 op een jaarlijks huurbedrag van fl. 690, inclusief onderhoud en watergebruik. Maar dan moest de tennisclub wel zorgen “dat voor de prompte betaling van deze huur een garantie uwerzijds gegeven zal worden voor een termijn van 15 jaar”.
Het bestuur van de tennisclub ging hiermee akkoord en verstrekte namen en adressen van leden die garant wilden staan.

De garanten
In de notulen van t.c. Smalhorst in 1956 kwamen we het ook al tegen: leden moesten garant staan voor de huurpenningen. Hiertegen bestond weerstand. Men vond dat degenen die garant stonden ook meer zeggenschap moesten hebben. De “wet van Rosenberg”, bedacht door de manufacturier David Rosenberg uit de Brinkstraat, bracht de oplossing. De garanten kregen meer invloed.
In het gemeentearchief vond ik de brief, d.d. 3 juni 1958 van het bestuur van Smalhorst aan de gemeente Beilen met daarin de namen van de 19 “garanten”. Het geeft een aardig inkijkje in het toch wel elitaire ledenbestand van de vereniging. We zien de namen van een professor en zijn assistent, twee artsen, de commandant van de militaire sportschool in Hooghalen, 2 managers en de boekhouder van de DOMO, de bedrijfsleider van het Schortenfabriekje en verschillende gerespecteerde middenstanders. Nee, de tennisclub was beslist niet voor ”Jan met de pet”.
Hoe dat kwam? In die tijd was er nog sprake van ballotage. Adspirant leden werden beoordeeld en gewogen door de leden. Jan de Vries en Elias Walles hebben dat bij hun aanmelding als lid nadrukkelijk ondervonden.

Te weinig tennisbanen
In juli 1958 kon er voor het eerst gespeeld worden op het nieuwe complex. De ballotage verdween en de club werd opengesteld voor iedereen.
Het ging goed met de tennisclub, het elitaire karakter verdween langzamerhand en het ledental steeg. Er waren teveel leden voor 2 banen. In 1974 werd via de Bestuurscommissie voor Sport verzocht om een derde baan. In 1977 waren er zo’n 300 leden en het bestuur verzocht nu om de aanleg van nog 2 banen. De gemeente achtte de uitbreiding ter plaatse niet gewenst omdat dit ten koste zou gaan van het voetbalcomplex. Men zag de aanleg van twee noodbanen bij de jeugdboerderij aan de Reigerlaan als oplossing. Het bestuur van de tennisclub was niet erg gecharmeerd van dit voornemen: de tennisballen zouden teveel slijten op de betonnen tegels en bovendien is op twee locaties tennissen niet bevorderlijk voor een goed verenigingsleven.

Wringer
Er was naast een capaciteitsprobleem nog een ander probleem, namelijk de slechte staat van het tennispark. Na een regenbui van tien minuten kon men uren niet op de baan. Grote plassen maakten tennissen onmogelijk. De ondergrond was dichtgeslibd. Met hulpmiddelen werd het water van de baan verwijderd maar het was lapwerk. In het clubblad van maart 1989 werd een oproep gedaan om een wringer gedaan. Een wringer zult u misschien zeggen? Ja, met die wringer was het de bedoeling om met grote sponsen de banen weer watervrij te krijgen. Met de spons die door de wringer was gehaald, werd opnieuw het water van de baan gedept. Net zolang tot de baan weer in redelijk (droge) conditie was en er weer getennist kon worden.

Clubgebouw
Ook het clubgebouw liet te wensen over. Kleedkamers waren er niet. Wanneer er competitiewedstrijden werden gespeeld en er gasten kwamen van andere verenigingen, dan moest men zich douchen en omkleden in de kleedkamers van het tweehonderd meter verderop gelegen gebouw van de voetbalverenigingen. De eigen competitiespelers moesten zich maar omkleden op het ene toilet. Een gescheiden dames- en herentoilet was er niet, ruimte om even te zitten onder genot van een kopje koffie was er niet. Kortom, de accommodatie was ver beneden peil.
Hoe het precies was kan het erelid Jan de Vries heel goed vertellen. Jan was lid vanaf 1961 en slaat nog steeds wekelijks een balletje. Hij was van 1977 tot 1986 voorzitter van de tennisclub. Hij weet dus alles over het tennisleven op het oude complex aan de Sportlaan. 

Jan de Vries vertelt:
“Ik ben lid geworden in 1961. Destijds was dokter Cox de voorzitter en Frowein de secretaris. Ik wilde lid worden en er werd een briefje op een bord in de kantine geprikt met de tekst: “Bij ons heeft zich als lid aangemeld de heer J.H.de Vries. Als er bezwaren zijn dan kunnen deze worden ingediend bij het bestuur”. Er kwamen geen bezwaren tegen mijn aanmelding en ik werd behalve lid ook een garant voor de tennisclub. Ik was goed voor 500 gulden. Er waren toen 50 tot 60 leden. Het clubgebouw was simpel, een hokje van twee bij drie meter en een toilet. Er waren twee banen. Het was niet een echt gestructureerde vereniging. Men kwam eigenlijk alleen om te tennissen. Het waren hoofdzakelijk middenstanders: David Rosenberg, Salco Kats, Gerard Nijboer, Frowein (exportmanager van de Domo) zijn een paar namen die ik mij herinner. Dokter Cox en Heuvel, die rentmeester van een landgoed was, speelden elke morgen om 7 uur een partijtje. Wanneer Heuvel een keer niet kon of op vakantie was, vroeg Cox mij als plaatsvervanger.
De tennisballen waren van de vereniging, die hoefden wij niet te kopen. Wanneer Cox en Heuvel ‘s morgens hadden gespeeld, dan legden zij de door hen gebruikte ballen op het bankje en iedereen kon die dan gebruiken.
De accommodatie was inderdaad gebrekkig en wij konden eigenlijk geen gasten ontvangen. Ik heb mij ingezet voor een betere kantine. Die heb ik zelf ontworpen en met andere leden in elkaar gezet. Later hebben wij nog een pergola gemaakt zodat het aanzien wat gezelliger was.
Het bankje met zicht op de banen werd veel gebruikt. Gezellig kletsende mensen bekeken en becommentarieerden de spelers op baan 1.

De aanleg van de derde baan ging moeilijk. In de sportraad zat een sterke vertegenwoordiging van de voetbal en zij hadden bezwaar tegen het verkleinen van het trainingsveld. Als compensatie kregen we verlichting op de twee banen. Later, in 1978, is die derde baan toch gekomen.
Was t.c. Smalhorst prestatiegericht? Nee, we waren er meer voor de gezelligheid. Wanneer we bijvoorbeeld een uitwisseling hadden met Smilde, dan belde voorzitter Boelens mij op en vroeg: “Ga je mee?” En vervolgens werd er verder gebeld naar andere spelers om ook mee te gaan. Dit was natuurlijk amateuristisch. Jan Kuiper en ik hebben toen gezorgd dat we ons aansloten bij de K.N.L.T.B. We gingen toen gestructureerd competitie spelen. Dat was eerst nog wel een financieel probleem want de vereniging moest per lid een bepaald bedrag betalen aan de tennisbond. Nee, een prestatievereniging zijn we nooit geworden.

Wanneer je terugkijkt wat vind je dan van de vereniging? In het begin hing de vereniging als los zand aan elkaar, maar het was wel een gezellige vereniging. Toen de ballotage er van afging veranderde het karakter wel. Over het feest dat in 1987 werd georganiseerd ter gelegenheid van het 40-jarig bestaan wordt nu nog door de oudere leden gesproken. Er stond een grote tent op het trainingsveld, ’s middags werden er spelletjes door de jeugd gedaan en was er een barbecue. ‘s Avonds was er de band “No Name” uit Hollandseveld. De stemming zat er goed in. De gratis drankjes werden verstrekt door de gulle barkeepers Jan Ludwig en Lucas Vredeveld. Na twaalven kwam de politie ons waarschuwen dat er lawaaioverlast was. Ik zie tegenwoordig een goed en enthousiast bestuur dat meegaat met de tijd. Kijk maar eens naar de communicatie op de website van de club en de aanleg van de padelbanen. Smalhorst was de eerste vereniging in Groningen en Drenthe die een padelbaan had.”

Ook Elias Walles (89), de tennispartner van Jan de Vries, kreeg in 1964 te maken met ballotage toen hij lid wilde worden van de tennisclub. Hij was namelijk benaderd door dokter Cox, de voorzitter van de vereniging. In de kantine kwam het briefje te hangen dat H.S.Tulner en E.Walles lid wilden worden en dat eventuele bezwaren konden worden ingediend. Bezwaren kwamen er niet en een paar weken later ontmoette ik mevrouw Frowein , de secretaresse van de club. Zij feliciteerde mij met het lidmaatschap en zei dat ik nu ook financieel hoofdelijk hoofdelijk aansprakelijk was. Voor welk bedrag werd niet genoemd. We hadden geen idee wat de consequenties waren maar we gingen akkoord. Die opmerking van mevrouw Frowein over de financiële aansprakelijkheid kwam volkomen onverwacht, er was nog nooit over gesproken. De tennisclub was overigens een wat vreemde vereniging. Ik kan mij niet herinneren dat we in die begintijd een ledenvergadering hebben gehad. Cox, Frowein, Heuvel en ook David Rosenberg regelden alles. De leden waren er om te tennissen en zij vonden het zo wel goed”.

Een nieuw complex?
Omstreeks 1987 werd er steeds meer gemopperd over de dichtgeslibde ondergrond. Bovendien steeg het leden aantal voortdurend. Goede contacten met Thijs Hilberts, de toenmalige wethouder, brachten het zicht op een nieuw tenniscomplex dichterbij. Ook de Sportraad, onder aanvoering van Herman Koobs speelde daarin een rol. Tennisbanen aan de Grote Drift, achter de woning van burgemeester Nauta aan de Schapendrift en op het geplande sportpark achter de Schapendrift passeerden de revue.
Deze bespiegelingen werden het allemaal niet. Uiteindelijk werd gekozen voor een gedeelte van het Sportpark De Venne aan de Sportlaan. De kantine en de kleedkamers van de voetbalverenigingen zouden overgaan naar t.c. Smalhorst. Er zou ruimte zijn voor zes (!) tennisbanen. Korfbalclub Vitesse zou het andere gedeelte krijgen.
In een volgende aflevering doen we verslag van de verhuizing van Sportlaan naar Sportlaan.

Informatie bronnen
•Archief gemeente Midden-Drenthe
•Archief t.c. Smalhorst
•Interviews met J.H.de Vries en E.Walles
•Foto’s: coll. t.c. Smalhorst